stray light
Observatory in dialoog met
OBSERVATORY - essay
Dramaturge Elisa Demarré schreef het essay 'Observatory: La Réalité Filtrée' naar aanleiding van Trappeniers' Observatory.
Lees hieronder of download hier.
Observatory: La Réalité Filtrée
Een installatie van Kevin Trappeniers gestart in de context van Contrei Live 2020
Een donkere koepel staat wat verloren in het landschap. Haast misplaatst, per ongeluk. Een met een opaak materiaal beklede structuur op een modern aangelegd schiereiland in de Leie, omgeven door recentelijk afgewerkte en zich ontwikkelende nieuwbouwprojecten, fiets - en wandelpaden en het Harelbeekse stadscentrum dat vanuit de verte lonkt.
De koepel maakt onderdeel uit van het kunstenparcours Contrei Live en kreeg als locatie het Moleneiland in Harelbeke toegewezen. Het Moleneiland is waar de restanten van de oude ban - en bloemmolens van Harelbeke gevestigd zijn; intussen is het eigendom van De Vlaamse Waterweg nv. Waar in de eerste plannen voor een renovatie van het schiereiland nog sprake was van een jachthaven en residentiële bebouwing, slaagde een buurtcomité (gesteund door het stadsbestuur) erin de groene ruimte in de stad te bewaren ter verhoging van het comfort van de Harelbeekse inwoner en ter bescherming van de natuurlijke biotoop de Molenput. De vijver en het schiereiland vormen het schaarse groen dat de gemeente rest. Ter hoogte van het Moleneiland bevindt zich een stuw die het debiet van de rivier beïnvloedt en het omringende land zo tegen droogte of overstroming beschermt. Omdat dit voor de vissen een barrière vormt, werd een vistrap aangelegd: een constructie met snelstromend en ondiep water dat migratie van vissen bevordert. De oude Leiearm werd terug met de Leie verbonden en een draaibrug werd gebouwd om het eiland vanuit het centrum toegankelijk te maken voor fietsers en voetgangers. De werken maakten deel uit van een groter binnenvaartproject van De Vlaamse Waterweg nv om van de binnenvaart in Vlaanderen een volwaardig alternatief voor goederentransport te maken. Zo, staat op de communicatieborden te lezen, beogen ze minder verkeersdrukte, meer veiligheid en een schoner milieu. De werken zouden ook gericht zijn op rivierherstel, recreatie en stadsvernieuwing.
Al de inspanningen die werden geleverd door het stadsbestuur, De Vlaamse Waterweg en betrokken projectontwikkelaars ter verhoging van de levenskwaliteit van de bewoners en ter verhoging van de toeristische aantrekkelijkheid van de regio, ontdoen zich door de aanwezigheid van dit vreemd ogend object enigszins van hun masker dat hun latent surrealisme wist te verbergen. De realiteit is een constructie, en het Harelbeekse schiereiland haast een toonzaalmodel. De bebouwing, de oude economie, de infrastructuur en niet in het minst de rivier zelf zijn in het keurslijf van modernisering gedwongen dat als een korset weinig ademruimte laat voor spontane ontwikkelingen die broodnodig zijn voor de ontwikkeling van een (stedelijk) landschap.
Het Moleneiland is een aangename plek, druk bezocht door joggers, inwoners van Harelbeke en omstreken en geïnteresseerde potentiële kopers van de appartementen die langs beide zijden van het schiereiland worden opgetrokken. Toch moeten we er ons van bewust blijven dat hoe een stedelijk landschap eruit ziet, berust op een amalgaam van gemaakte keuzes en niet in het minst de overkoepelende keuze voor een bepaald narratief. De vraag stelt zich of de ingrepen in het landschap niet in de eerste plaats uitingen zijn van een groeiend ongemak in relatie tot alles wat ongrijpbaar aanvoelt, oncontroleerbaar, en dat het ons geruststelt als onze omgeving er bevattelijk uitziet, mooi en correct. De vraag stelt zich of de motivaties die voor dergelijke ‘landshaping’ geboden worden (in de eerste plaats het ondersteunen en efficiënter maken van de lokale economie) niet eerder rationaliseringen zijn van een diepgewortelde angst voor het ongedomesticeerde, het onzekere.
Een pad leidt naar de toegang van de koepel, het grind knarsend onder de voeten. Datzelfde grind ligt ook binnenin dit architecturaal object. Er staat een ronde bank in het centrum van de halve bol. Door de zwarte bekleding is de koepel aangenaam duister, maar toch lichter dan het buitenaanzicht doet vermoeden. Ik ga op de bank zitten. Het panoramisch zicht is divers. Ik kan kiezen tussen appartementsblokken, een sluis, een klein stukje behouden verwilderde natuur, een werf, de Bloemmolen, het water waar soms een boot passeert. Ik kies voor het stuk waar de natuur overgaat in de werf omdat het mij het meest poëtisch aandoet. Daar in het westen ligt het grootste contrast met de andere elementen in de panoramische omgeving. De werf bevindt zich in een voorbereidende fase, maar toch is ze geen natuur meer, alsof haar toekomst al in haar is geïmpregneerd.
Ik focus mijn blik op het struikgewas waarachter de Molenput zich verschuilt en de aftakking van de rivier (de Leiearm) die tussen mij en het stukje weiland stroomt. Het duurt even. Het materiaal waarmee de koepel bekleed is, geeft zich niet zomaar gewonnen. Het is een zwart, semi- transparant materiaal met een textuur die me doet denken aan de statische ruis zoals ik die ken van beeldbuis televisietoestellen. Het maakt een zekere nostalgie in me wakker, en een oude frustratie van toen de stroom van televisiebeelden plots staakte ten voordele van de ‘sneeuw’ op het scherm. Ik ben afgeleid, maar ik kijk terug naar het landschap, ook naar het omliggende bebouwde landschap, en bespeur ook daar een verleden en een heden. Het vergaan van de tijd en hoe zich dat uittekent in de omgeving zie ik in het panorama vanuit de koepel, alsof het een tijdslijn betreft.
De koepel biedt me een aanzicht op een gefilterde realiteit en dat valt op twee manieren te begrijpen. Er is haast letterlijk een filter gelegd op hetgeen ik te zien krijg, het is een filter die vermeerdert. Ik zie nog steeds welke vormen de buitenwereld aanneemt, maar ik voel me beschut in dit half verduisterd gewelf, ik voel me in dat open landschap gekoesterd. Alleen in mijn bubbel, maar niet geïsoleerd. Alsof deze omstandigheden en dit moment voor mij gecreëerd zijn en ik er gebruik van kan maken zoals ik wil. Kortstondig, even kijken en dan mijn weg verder zetten. Of eerder langzaam; ik kan gaan zitten en stil zijn. Het is geen letterlijke stilte, de koepel is permeabel: geluiden, wind en andere weersomstandigheden zullen er in binnendringen zonder al te veel moeite. Het is een stilte die eerder als een vrijheid te beschouwen is, een vrijheid om even niet te moeten interageren met de wereld rondom mij tenzij dan in een mogelijkheid tot bezinning en reflectie; om even alleen te vertoeven en het gevoel te hebben onzichtbaar te zijn. Een verlossing van verwachtingen die een ongekende stilte kan voortbrengen.
De gefilterde realiteit is er ook eentje die als het ware ontdaan is van het overbodige. Gefilterd en op die manier herleid tot haar essentie; de droesem uit de wijn gezeefd. De architecturale elementen in het interieur van de koepel zijn geïnspireerd op de filosofie van het zenboeddhisme. Het metalen bassin dat de omtrek van de koepel beschrijft heeft een ietwat onregelmatige vorm, gebaseerd op het Japanse Enso: ‘een cirkel die met de hand is getekend in een of twee ongeremde penseelstreken om een moment uit te drukken waarop de geest vrij is om het lichaam te laten creëren’ , zo verduidelijkt Wikipedia. De Zen filosofie is gericht op het lezen en zien van de realiteit zoals ze is, ontdaan van de invloed van onze angsten, neuroses, verlangens, driften, etcetera die veel beweging veroorzaken aan het oppervlak waardoor we de stille dieptes niet kunnen zien voor wat ze zijn. Zen is een vorm van levenskunst die in zijn oorspronkelijke vorm gekenmerkt wordt door openheid, verbondenheid met anderen en onze fysieke omgeving, en het loslaten van het zelf (Paul Troost, https://www.ifilosofie.nl/michel-dijkstra-zenboeddhisme-de- kunst-van-het-loslaten/).
Het Zenboeddhisme, dat in India ontstond en zich van daaruit naar China, Japan en uiteindelijk het Westen uitspreidde, gaat uit van een essentiële natuur die eenvormig en onveranderlijk is. In het Chinese Zenboeddhisme formuleerde Daosheng de idee van de Boeddhanatuur die hij omschreef als de diepste, ware aard van alle levende wezens.
Omdat deze zuivere natuur door alle levende wezens gedeeld wordt, kan de verlichting door iedereen worden bereikt, niet als eindbestemming maar als terugkeer naar een altijd aanwezige, oorspronkelijke toestand (Dijkstra, pg 47). De Boeddhanatuur is de verbondenheid van alles met alles. De werkelijkheid is één groot proces waarbij alle gebeurtenissen van elkaar afhankelijk zijn (Dijkstra, 48). Door middel van een spirituele praktijk kunnen we de werkelijke werkelijkheid van de onwerkelijke werkelijkheid leren onderscheiden en zo de verlichting bereiken. De wereld van de vormen is slechts de illusoire sluier die de ware realiteit verbergt, waarin eenieder en alles verbonden is in eenzelfde en onderliggend bewustzijn: het leven zelf dat aan eenzelfde kern ontsproot.
Eerder in het Indische Zenboeddhisme ontwikkelde filosoof Nagarjuna in ‘De basisverzen van de leer van het Midden’ de leer van de Leegte. De realiteit is een mysterie en alle ideeën en concepten schieten tekort om de werkelijkheid te beschrijven. Dijkstra beschrijft het als de mens die zich hecht aan concepten zoals causaliteit, beweging, de tijd en de ziel in plaats van het volstrekt ongrijpbare karakter van de realiteit onder ogen te zien. (Dijkstra, 29). Nagarjuna gaat niet uit van een essentiële Boeddhanatuur, niet van een vaste kern, maar van de leegte. Door het inzien van de leegte krijgen we een ongehinderd contact met de werkelijkheid en bereiken we zo verlichting. ‘En alles is mogelijk voor hem, voor wie de Leegte mogelijk is. Niets is mogelijk voor wie de Leegte niet mogelijk is.’ (Dijkstra, 30).
Sengcan, een Chinese Zenmeester uit de zesde eeuw na Christus schreef het gedicht Verzen van de vertrouwende geest waarvan de eerste verzen luiden:
In deze wereld van waarheid
Is er geen ‘ander’ en geen ‘ik’
Als je deze wereld wilt binnentreden
Is het wachtwoord ‘geen twee’.
In ‘geen twee’ is niets gescheiden
En niets uitgesloten;
Plaats of tijd zijn niet van belang
Het kennen van deze waarheid
Staat gelijk aan verlichting.
Er is geen verschil meer tussen oneindig klein
En oneindig groot,
Want elke definitie is verdwenen
En er zijn geen beperkingen meer.
Ik heb gesproken, maar het is zinloos.
Wat kunnen woorden zeggen
Over een toestand
Die geen heden, verleden of toekomst kent?
In de leer van de leegte is er geen onderscheid tussen ‘ik’ en ‘de ander’, noch tussen verleden, heden en toekomst. De realiteit is één groot mysterie dat zich niet in woorden laat vatten (Dijkstra, 62). Observatory lijkt me in de lijn van deze gedachte een non-dualistische schemerzone te bieden, een tussentoestand van binnen en buiten die de twee verenigt en mijn positie en blik op de werkelijkheid bevraagt. Uiteindelijk is het door de realiteit ongefilterd of doorheen een andere filter te bekijken dat we onszelf in staat stellen haar met nieuwe inzichten tegemoet te treden. Of met de woorden van Nan Shepherd uit The Living Mountain, waarin ze haar observaties over de Schotse Cairngorms omschrijft:
Such illusions, depending on how the eye is placed and used, drive
home the truth that our habitual vision of things is not
necessarily right: it is only one of an infinite number, and to glimpse an
unfamiliar one, even for a moment, unmakes us, but steadies us
again.
‘Observatory’ creëert voor ons, haar bezoekers en toeschouwers, een nis in het landschap waarin we beschut maar toch in openheid in dialoog kunnen treden met de werkelijkheid zoals we haar zien en beschouwen. Dat vinden we ook terug in het bassin. Het is een ondiepe constructie waarin we een fijn zwart gesteente op de bodem zien liggen, bedekt door een laag water. De positie en vorm van de bank, omgeven door het water in de koepel, echoot hoe het schiereiland is omgeven door de Leie. Het water in het bassin is afkomstig uit de rivier en blijft met haar omgeving communiceren. Tijdens de droge, hete zomerdagen zal het water verdampen en begeeft zich zo terug in de ruimte buiten de doorlaatbare grenzen van de koepel. Omgekeerd zal op regenachtige dagen wat regen binnensijpelen en het bassin terug aanvullen.
De installatie staat zo in dialoog met haar ruimer ecosysteem en echoot hoe wij als toeschouwer of tijdelijke bewoner van de koepel, dat ook doen. Ook voor mijn positie als tijdelijke bewoner van mijn habitat is er geen binnen of buiten dat ecosysteem: ik ben er voortdurend aan onderhevig want de elementen en moleculen die van de planeet het organisme maken dat het is, die maken ook mijn organisme tot wat het is.
De verbondenheid van alles met alles zoals die omschreven staat in de Boeddhanatuur kan makkelijk naast ons neergelegd kan worden als zijnde een religieuze of ideologische overtuiging. Toch komt een dergelijke abstrahering hier in het vaarwater van de concrete realiteit. We worden voortdurend beïnvloed, en beïnvloeden zelf voortdurend het ecosysteem waarin we leven, zelfs door de meest automatische der handelingen: de ademhaling. Zoals de doorlaatbare wanden van de koepel haar ook toestaan haar omgeving in te ademen; een zachte osmose.
De installatie communiceert onze natuurlijke band met onze omgeving aan de hand van water en wil op die manier een ecologisch bewustzijn aanwakkeren. Op de website van de UN (unwater.org) staat te lezen dat ecosystemen (zoals bossen, moerassen en graslanden) een kwetsbare schakel vormen in de globale water cyclus. De beschikbaarheid van zoet water hangt af van een voortgezet gezond functioneren van de ecosystemen en het erkennen van de water cyclus als een biofysisch proces wat essentieel is om een duurzaam watermanagement te realiseren.
Verder staat op de webpagina nog te lezen:
Water is the primary medium through which we will feel the
effects of climate change. Water availability is becoming less
predictable in many places, and increased incidences of
flooding threaten to destroy water points and sanitation
facilities and contaminate water sources.
In some regions, droughts are exacerbating water scarcity and
thereby negatively impacting people’s health and productivity.
Ensuring that everyone has access to sustainable water and
sanitation services is a critical climate change mitigation
strategy for the years ahead.
Higher temperatures and more extreme, less predictable,
weather conditions are projected to affect availability and
distribution of rainfall, snowmelt, river flows and
groundwater, and further deteriorate water quality. Low-
income communities, who are already the most vulnerable to
any threats to water supply are likely to be worst affected.
More floods and severe droughts are predicted. Changes in
water availability will also impact health and food security
and have already proven to trigger refugee dynamics and
political instability.
Met andere woorden: we zouden ons veel meer zorgen moeten maken over drinkbaar water.
In de film ‘The Big Short’ zet Christian Bale in een glansrijke rol investeerder en hedge-fund manager Michael Burry neer. De man bleek de eerste te zijn die het winstpotentieel in de subprime mortgages zag die aan de grondslag lagen van de financiële crisis van 2008. De zogenaamde ‘rommelhypotheken’ werden aan minder kredietwaardige personen verstrekt en waren tegelijk risicovoller en winstgevender waren voor de banken. De eindgeneriek van de film, die de chain of events van de financiële crisis heel duidelijk in beeld brengt, begint met de melding dat diezelfde Michael Burry zijn investeringen na de crisis op een volgende ‘koopwaar’ is gaan richten: water. De kern van de huidige economische logica en de dreiging van een ecologische crisis ligt in hetzelfde punt: Waar schaarste heerst, gefictionaliseerd of echt, zal het systeem ervoor zorgen dat het schaarse goed in handen komt van zo weinig mogelijk houders. Dàt en alles kan tot koopwaar worden gemaakt. Het is niet het gebrek aan verbeelding dat de mensheid parten speelt wanneer lucht en water worden verhandeld. Wel een gebrek aan solidariteit met onze medemens en een gebrek aan verbondenheid met een groter ecosysteem, toegedekt door privilege en grootheidswaanzin. De koepel plaatst ons even temidden van de bewegingen van het water (we horen de Leie ruisen op de achtergrond) en speelt met een perspectiefwissel: het toont ons als mens groot ten aanzien van het lage water. Misschien worden we wel even bevestigd in ons antropocentrisme, al was het maar om te duiden op de verpletterende verantwoordelijkheid die met die overtuiging gepaard gaat. Want is het hier niet meer van toepassing om te spreken over een ideologische overtuiging die zichzelf solipsistisch bevestigt?
De positie die we als mens bekleden op de planeet is misschien wel één van de meest prangende vragen van nu. Waar zijn we het meeste om bekommerd? Het voortbestaan als soort? Of het voorbestaan van dat segment binnen onze soort waarmee we ons identificeren? Als we van buitenaf naar de koepel kijken, is degene die zich erin bevindt onzichtbaar. Misschien wil de installatie ons ook tonen hoe makkelijk we zijn uitgewist. De uitwisselingen die gebeuren tussen installatie, omgeving, klimaat gaan verder ongeacht de aanwezigheid van een toeschouwer. Het landschap heeft doorheen de eeuwen verschillende vormen aangenomen en evoluties gekend, die we vanuit hedendaagse ecologische of sociologische optiek heel ambigu kunnen vinden of zelfs kunnen veroordelen. Maar de natuurlijke werkelijkheid laat zich toch eerder kennen als een onverschillige entiteit waarin beweging en verandering een constante is waar geen oordeel aan vast hangt. En ook dat is een stelling die enkel als relativistisch gelezen kan worden vanuit menselijk standpunt. Het is zonder twijfel of ontkenning onze levenskwaliteit en ons voortbestaan die op het spel staat. Maar de realiteit, de aard van de natuur zoals ze is, is veranderlijk en wispelturig en in een voortdurende staat van transformatie: die realiteit is eerder onverschillig over ons menselijk bestaan. Moeder Natuur is een gevende moeder, maar bovenal een moeder die niet zal omkijken als haar welpen ten onder gaan als prooi voor een kracht die nu eenmaal sterker bleek te zijn.
De installatie zelf, de uitkijkpost die zicht biedt op het landschap in haar verschillende vormen is doorlatend en is open en ontvankelijk voor haar omgeving: het is een uitkijkpost zonder oordeel. De vraag stelt zich dan nog steeds of de ingrepen in het landschap op een holistische manier zijn doordacht: met aandacht en respect voor alle organismen die er hun habitat hebben en met aandacht voor de langetermijn gevolgen van iedere beslissing die werd genomen, maar de vraag stelt zich ook of ons ecosysteem en hoe het zich afspeelt tot aan de dampkring zich niet veel onverschilliger opstelt en in haar essentiële zijn (de Boeddhanatuur) onaangeroerd blijft; geen mens die er iets kan tegen beginnen.
Dus laten we de installatie betreden en onze blik openen op de tussenwereld die er zich manifesteert. En laten we ons daarbij zeer bewust blijven van onze verweven positie met alles en iedereen die ons omgeeft, zichtbaar of onzichtbaar. En laten we onze ultieme verbeelding aanspreken en denken vanuit vereniging in plaats van splijting en vanuit een diep lichamelijke gevoelsmatigheid, de woorden van Sengcan indachtig:
Als je deze wereld wilt binnentreden
Is het wachtwoord ‘geen twee’.
Elisa Demarré